Van Patrick Prugne verschenen bij Silvester al eerder knap uitgewerkte verhalen met en over indianen, met name Canoë Bay, Pawnee en Frenchman. Iroquois en Vanikoro zijn de nieuwste vertalingen. Bij de Franse uitgeverij Daniel Maghen verschenen ook nog Le Dernier des Mohicans en Tomahawk.

Iroquois en Vanikoro zijn ook te koop in een voordeelpakket. Van beide albums is er ook een collectors edition met een andere covertekening, linnen rug, gesigneerde ex libris en een uitvoerig dossier met schetsen en achtergrondinformatie.

“Samuel de Champlain, gezant van de Franse koning, moet vrede en orde handhaven in het stroombekken van de Saint-Laurent, ten behoeve van de bonthandel met de verschillende lokale stammen, die constant wordt bedreigd door invallen van de Irokezen. Met hulp van een veertigtal mannen en zijn Huron- en Innu-bondgenoten trekt hij tot diep in het Irokezengebied, bijgestaan door “de Bask”, een wraakzuchtige smokkelaar die deze landen als geen ander kent. Naast zijn alliantie met de Huron- en Algonquin-stammen beschikt Champlain over nog een troefkaart, in de persoon van gijzelaar Kleine Otter, dochter van een Irokezenhoofdman, die mogelijk kan dienen als pasgeld bij onderhandelingen.”

Ook dit jaar én volgend jaar zijn weer gloednieuwe uitvoeringen van kortere Suske en Wiske-verhalen te verwachten die in de loop van de decennia voor diverse reclamedoeleinden, vakantiealbums en andere uitgaven dan de gewone reguliere reeks zijn gemaakt. Standaard Uitgeverij brengt deze samen onder de reeksnaam Suske en Wiske in het Kort en daarvan zijn al veertig albums die enkel te koop zijn in of via stripspeciaalzaken en De Fameuze Fanclub.

Luc Morjaeu ontwierp voor de in 2023 te verschijnen delen 41 tot 50 ook weer nieuwe covers. Verspreid over het jaar komen ze per drie of vier albums uit, alle in softcover.

Met dit pakket geeft BD Must een laatste keer softcoveralbums uit met korte, vaak eenmalige verhalen van Tibet die voor het eerst in album verschijnen. Ze dateren van 1951 tot 1979. De Collectie Tibet bevat daardoor alle verhalen van Tibet uit het weekblad Kuifje met uitzondering van zijn stripreeksen Rik Ringers, Chick Bill, Globul, Alfons, Jaak en het album El Mocco de Wrede. In de meeste gevallen zijn de pagina’s zorgvuldig gerestaureerd en op basis van de originelen die in het archief van Tibet zijn teruggevonden en opnieuw ingekleurd voor deze uitgave.

Een overzicht van de inhoud:

• Deel 7 op het formaat 21 x 30 cm telt 16 pagina’s in kleur en bevat een compleet onuitgegeven (zelfs niet in Kuifje!) pagina van Bolleke, volledige pagina’s in kleur voor reclameverhalen en drie covers voor het weekblad Kuifje die tussen 1951 en 1957 zijn getekend.
• Deel 8 van 20 pagina’s, op het formaat 24 x 8,5 cm bevat alle afleveringen van De Fietsendief, een publicitaire reeks van Tibet uit 1954, alsook afleveringen van Arthur, Bernard en Chris.
• Deel 9 van 20 pagina’s, op het formaat 24 x 16 cm, bevat Het Wolvekind van Matthegem-aan-de-Maas, een door Tibet in 1952 getekend avontuur dat enkel in Super Kuifje nummer 21 is verschenen. Het tweede deel van de avonturen van Arthur, Bernard en Chris vervolledigt het album.
• Deel 10 van 16 pagina’s, op het formaat 21 x 15 cm, bevat De Vliegende Portefeuille, een in 1955 getekend avontuur dat in Super Kuifje nummer 30 is gepubliceerd.

De collectie Bloedkoninginnen wordt versterkt met een trilogie over niet één, maar meteen drie op macht en heerschappij beluste vrouwen. Het auteursduo Antonio Sarchione en Luca Blengino werkten al mee aan conceptreeksen als Casus, Zeven en De 7 Wonderen. En voor die Iuliae in de titel is er deze uitleg: “Wie Rome zegt, zegt keizers. Maar het Romeinse Rijk heeft ook heel wat sterke vrouwen voortgebracht. In deze Bloedkoninginnen staan niet minder dan drie Iuliae in the spotlights. Ja, Iuliae in het Latijn, omdat zij de oermoeders zijn van het gens Iulia en geen Romeo in hun buurt laten. Zij zwaaien de plak, en zo blijft deze collectie garant staan voor sterke, machtsbeluste vrouwen die de hele wereld naar hun hand trachten te zetten.”

En over het eerste deel van de trilogie zelf: “April 217. De Romeinse keizer Lucius Septimus Bassianus, beter bekend als Caracalla, wisselt het tijdelijke voor het eeuwige midden in de militaire campagne van de Romeinen tegen de Parthen. Zijn moeder, Iulia Domna, een Syrische prinses, beneemt zich uit verdriet het leven en zet daarmee een punt achter de Bassianus-heerschappij over Rome. Maar één vrouw kan zich hier niet in vinden en dat is Iulia Maesa, de zus van Iulia Domna. Terend op de rijkdom van haar Syrische vaderland broedt zij op een waar machiavellistisch plan om de Romeinse troon terug in handen te krijgen. Liet Caracalla geen nakomelingen na? Niet erg, daar breit zij een mouw aan. Heeft zij niet nog die kleinzoon, Sextus Varius Avitus Bassianus, alias Elagabalus, die zopas tot hogepriester werd gewijd?…”