Voor het zeventiende album van Kim Duchateaus atypische stripheldin Esther Verkest schreef schrijver, journalist en columnist Marnix Peeters onderstaand voorwoord:
“Ik zit mij nu al dagen af te vragen waarom ik zo’n onbestemde boon heb voor die betweterige, ellendige, naargeestige, vege machokabouter met zijn okselzweren die die vettige garage binnenstapt met in zijn briefcase vast een piepklein mitraillettetje waar hij megaveel schade mee kan aanrichten, en nu ineens weet ik het. Ik dacht eerst dat Ricardo zo’n schoenen met gekrulde tippen droeg, kent u die? Dat is de maffioso uit Nero. Maar die heeft gewone Italiaanse gangsterschoenen met gladde zolen aan. En dan dacht ik aan Tuizentfloot, ook uit Nero, die matcht wel qua attitude en stomheid maar die draagt markiezenschoenen met een bronzen gesp. En vervolgens belandde ik bij Quatertemper, kent u die? Dat is de onkreukbare onverschrokken ridder van de vierkante tafel die door zijn pleegouders op de stoep van de Volle Pint werd gevonden en onder wiens stalen helm een vreselijke melkmuil schuilgaat, zo blijkt op het eind bij de wafelenbak. ‘Zet hem maar weer op we hebben genoeg gezien,’ zegt Nero bevreesd — dat doet me dan weer denken aan die scène uit Turks Fruit als die vrouw haar bloesje uittrekt en de geile man zegt: ‘Trek maar weer aan,’ want ze heeft hangtieten.
Maar nu weet ik het dus. Ik zat er altijd vlak-vlakbij. Dat kleine vieze onweerstaanbare machokaboutertje dat de garage binnenstapt met zijn aktetas doet mij denken aan Kaboutertje Pazewol uit De Gouden Kabouter. Die had ook zo’n harlekijnschoentjes. En betweterig, verwaand, laatdunkend, mega-aantrekkelijk en sexy dat hij was, som het maar op. Het is geen toeval. Kim is de Marc Sleen van deze tijd, de grappigste, slimste lefgozer van West-Europa, een man met een verbeelding zo welig en driest, en toch ook zo lief, dat men er ontroerd van raakt.
En die Esther is en blijft natuurlijk een heet kanon.”